Cochleair implantaat

Deze pagina heeft tot doel u informatie te geven over een cochleair implantaat (CI) en is niet bedoeld als vervanging van een bezoek aan uw KNO- of huisarts, maar ter ondersteuning hiervan.

Inleiding

Ernstige slechthorendheid en doofheid zijn een beperking in het waarnemen van geluid en bemoeilijken de communicatie via gesproken taal. De gevolgen van ernstige slechthorendheid en doofheid kunnen erg ingrijpend zijn. Zo is een voldoende goed gehoor in de kindertijd een voorwaarde voor het ontwikkelen en gebruiken van gesproken spraak en taal. Mensen die na hun kindertijd slechthorend of doof zijn geworden, hebben de gesproken taal al wel geleerd. Zij communiceren dan meestal via gesproken taal en ondersteunen zich met hoortoestellen, hoorhulpmiddelen, spraakafzien en eventueel met ondersteunende gebaren. Als kinderen of volwassenen ondanks de hulp van deze ondersteuning onvoldoende of slechts met zeer veel moeite in staat zijn tot het waarnemen van gesproken taal, al dan niet plotseling (communicatienood), kan een cochleair implantaat uitkomst bieden.

Wat is een cochleair implantaat?

Een cochleair implantaat is een gehoorprothese die aan ernstig slechthorende (of dove) kinderen en volwassenen de mogelijkheid biedt weer iets te horen. Het CI neemt de functie van de beschadigde zintuigcellen over door de gehoorzenuw direct elektrisch te stimuleren. Door middel van veel oefening kunnen de hersenen meestal de elektrische stimulatie vertalen naar een begrijpelijk geluidssignaal. Dit is dus een heel andere manier van horen, waarbij u niet van de functies van het midden- of binnenoor afhankelijk bent. De resultaten na cochleaire implantatie zijn gemiddeld genomen goed: voor een aanzienlijk aantal CI-gebruikers is het zelfs mogelijk om met het CI te telefoneren.

CI in situ | KNO.nlEen cochleair implantaat bestaat uit een uitwendig en een inwendig (geïmplanteerd) gedeelte.

Het uitwendige gedeelte bestaat uit de stroombron, spraakprocessor en zendspoel. De processor verwerkt het akoestische geluid dat opgevangen wordt door de microfoons. Het geluidssignaal wordt door de processor omgezet in een elektrisch signaal, en via de zendspoel overgebracht naar een ontvangstspoel op het interne, geïmplanteerde gedeelte. De beide spoelen worden dicht bij elkaar gehouden door magneten in het uitwendige en inwendige deel.

Het interne gedeelte bestaat uit een ontvangstspoel die verbonden is met de elektrodenbundel die in het slakkenhuis ligt. Het elektrische signaal bestaat uit elektrische pulsen die via de elektrodenbundel de gehoorzenuw stimuleren. Het cochleair implantaat maakt slim gebruik van de opbouw van het slakkenhuis. De hoge tonen in het geluidssignaal leiden uiteindelijk tot stimulatie van het gebiedje in de gehoorzenuw dat voor hoge tonen codeert. Zo blijft de natuurlijke toonhoogteverdeling in de gehoorzenuw behouden. De gehoorzenuw geeft het signaal door naar de hersenen, net zoals het zenuwsignaal bij normaalhorenden ook over de gehoorzenuw naar de hersenen geleid wordt. Voorwaarde voor het succesvol toepassen van een CI is dus wel dat de gehoorzenuw en de daarachterliggende zenuwbanen goed functioneren.

CI-teams

Een CI-team bepaalt wie er in aanmerking komt voor een CI en begeleidt de geïmplanteerde patiënt ook na de operatie. Een CI-team bestaat uit KNO-artsen, klinisch fysici audiologen, logopedisten/hoortherapeuten, linguïsten, orthopedagogen/psychologen, maatschappelijk werkers, technici, wetenschappelijke en administratieve medewerkers.

CI-teams werken vaak samen met audiologische centra. Deze laatstgenoemde instanties zijn actief in de zorg voor doven en slechthorenden (kinderen en volwassenen) en voor kinderen met spraak- en taalproblemen. De zorg voor kinderen met een CI wordt door het CI-team vormgegeven in nauwe samenwerking met de gezinsbegeleidingsdienst waarvan het gezin meestal reeds begeleiding ontvangt.

Wie komt er in aanmerking voor een CI?

Zoals eerder beschreven neemt een CI, anders dan een conventioneel hoortoestel, de functie van defecte zintuigcellen in het binnenoor over. Door de implantatie gaat de functie van de nog werkende zintuigcellen meestal verloren. Daarom wordt cochleaire implantatie pas overwogen als blijkt dat een kind of volwassene te weinig baat heeft bij het gebruik van conventionele hoortoestellen.

Hieronder volgt een aantal ‘richtlijnen’ die inzicht geven in wie in aanmerking komt voor een CI en wanneer het zinvol is iemand aan te melden bij een CI-team.

Volwassenen

Wie?

Volwassenen met doofheid of zeer ernstige slechthorendheid aan beide oren, waarbij er ook met een optimaal afgesteld hoortoestel zeer weinig kan worden verstaan in stilte of in rumoer. In de groep volwassenen worden de beste resultaten bereikt bij patiënten die op latere leeftijd doof geworden zijn, en dus een (vrijwel) normale spraak- en taalontwikkeling genoten hebben (zogenaamde postlinguaal doven/slechthorenden). Voor patiënten die vóór het afronden van de spraak- en taalontwikkeling doof geworden zijn, de prelinguaal doven/slechthorenden, leidt cochleaire implantatie vaak tot een minder goed spraakverstaan.

Wanneer?

De timing voor implantatie is afhankelijk van audiologische, medische, sociale en psychologische factoren. Een kandidaat moet ervaring hebben met hoortoestellen die voor hem/haar het meest geschikt zijn. Daarnaast moet een kandidaat gemotiveerd zijn voor de operatie en bijbehorende revalidatie. Medisch is het noodzakelijk dat iemand in voldoende fysieke en cognitieve conditie verkeert om de operatie en de revalidatieperiode te doorlopen (leeftijd op zichzelf is zeker geen beperkende factor!), en dat de operatie anatomisch mogelijk is. Tot slot is het belangrijk dat iemand reële verwachtingen heeft ten aanzien van de mogelijkheden van cochleaire implantatie.

Spoed!

Volwassenen die recent doof zijn geworden na een hersenvliesontsteking komen met voorrang in aanmerking. De kans bestaat dat binnen een aantal weken tot maanden na de hersenvliesontsteking verbening van het slakkenhuis optreedt. Dit kan tot doofheid leiden, maar maakt cochleaire implantatie ook zeer moeilijk. Bij deze groep is enige spoed dus nodig.

Kinderen

Wie?

  • Zeer jonge kinderen die doof of (zeer) ernstig slechthorend zijn geboren. Na het vaststellen van het gehoorverlies zullen hoortoestellen worden geprobeerd, om te beoordelen in hoeverre het gehoor gerevalideerd kan worden. Door de hoortoestelproef kritisch te evalueren, kan bepaald worden of de hoorbaarheid met hoortoestellen voldoende is om toch tot een goede spraak- en taalontwikkeling te komen. Indien de hoorbaarheid niet voldoende hersteld kan worden, wordt een inschatting gemaakt of cochleaire implantatie meerwaarde zou kunnen hebben ten opzichte van conventionele hoortoestellen.
  • Kinderen die progressief slechthorend zijn en na enige tijd ernstig slechthorend of doof geworden zijn.
  • Kinderen die goedhorend zijn geboren en plots ernstig slechthorend of doof worden door bijvoorbeeld een hersenvliesontsteking.

Wanneer?

Voor doof geboren kinderen gaat de voorkeur uit naar implantatie op zo jong mogelijke leeftijd, waarbij tussen de 9 en 18 maanden de voorkeur heeft. Bij doof geboren jonge kinderen is implantatie in ieder geval voor het vijfde levensjaar gewenst. Betere resultaten zijn te verwachten naarmate het kind jonger is bij implantatie.

Spoed!

Voor jonge kinderen die recent doof zijn geworden na een hersenvliesontsteking geldt dat zij met voorrang in aanmerking komen voor CI. Zo nodig worden ze dan ook op nog jongere leeftijd geïmplanteerd.

Procedure

Aanmelding

Als er bij u of bij uw kind ernstige slechthorendheid of doofheid is vastgesteld of als er een sterk vermoeden bestaat dat daar sprake van zou zijn, kunt u uzelf of uw kind aanmelden bij één van de audiologische centra (AC’s) in Nederland. Indien er van een CI-indicatie sprake is, wordt u doorverwezen naar een van de CI-teams van de academische AC’s. Het audiologische centrum of de gezinsbegeleidingsdienst kan u helpen bij uw aanmelding.

Indien er sprake is van slechthorendheid die ontstaan is na een recente hersenvliesontsteking, kan spoed geboden zijn en heeft het de voorkeur direct een KNO-arts of audioloog van een academisch ziekenhuis te benaderen.

Selectieprocedure

In principe wordt bij volwassenen één van beide oren geïmplanteerd, bij kinderen wordt vaak aan beide zijden geopereerd. Welk van beide oren wordt geopereerd, hangt af van een aantal factoren die per CI-team en per kandidaat kunnen verschillen. Na aanmelding volgt dan ook een selectieprocedure waarin onderzoeken worden gedaan om te beoordelen of een patiënt baat kan hebben bij een cochleair implantaat. Hierbij worden medische, audiologische, psychologische, communicatieve en psychosociale factoren beoordeeld. De selectieprocedure neemt vaak meerdere weken tot maanden in beslag. De deskundigen uit het CI-team bespreken de onderzoeksgegevens, waarna het CI-team vaak in meerdere stappen beslist of een patiënt in aanmerking komt voor cochleaire implantatie.
Soms is ‘selectie in 1 dag’ mogelijk, waarbij mensen in 1 dag alle afspraken krijgen en aan het eind van de dag horen of ze in aanmerking komen.

Wat gebeurt er tijdens de operatie?

Vóór de operatie wordt het haar achter het oor gedeeltelijk weggeschoren om de kans op infectie zo klein mogelijk te houden. Het haar groeit na de operatie gewoon weer aan. Tijdens en soms ook na de operatie krijgt een patiënt daarnaast antibiotica om de infectiekans te verkleinen.

Tijdens de operatie wordt vervolgens de huid achter het oor opgelicht en een opening in het bot geboord die de oorchirurg via het middenoor toegang moet geven tot het slakkenhuis. Via het ronde venster van het slakkenhuis wordt de elektrode voorzichtig naar binnen geschoven.

Tenslotte wordt de ontvanger van het CI geplaatst in een tijdens de operatie uitgefreesde groeve in het schedelbot achter het oor.

Na het dichthechten van de huid kan het inwendige deel van het CI (de ontvanger en de elektroden) niet meer verschuiven. Bovendien zal tijdens de eerste maanden na de operatie rondom dit deel van het implantaat littekenweefsel ontstaan dat het implantaat nog steviger op zijn plaats houdt.

De operatie vindt in principe plaats onder algehele narcose en duurt een aantal uren. In bijzondere gevallen kan het ook in plaatselijke verdoving gebeuren. De opname in het ziekenhuis duurt meestal een aantal dagen en in enkele gevallen is ook dagbehandeling mogelijk.

Tijdens de operatie worden enkele tests gedaan om te beoordelen of het implantaat goed functioneert. Tevens wordt dan een eerste indruk verkregen van de mate waarin het gehoor via het implantaat elektrisch gestimuleerd kan worden. Deze informatie kan enkele weken na de operatie gebruikt worden bij de afstelling van het implantaat.

Risico’s van een CI

Bij cochleaire implantatie wordt over het algemeen gebruik gemaakt van technieken die ook bij andere ooroperaties worden toegepast. Cochleaire implantaties worden steeds door een ervaren KNO-arts uitgevoerd. Toch kunnen zich in een enkel geval problemen voordoen. De kans op complicaties is echter klein en de risico’s zijn vergelijkbaar met die van andere ooroperaties.

Soms komen, naast algemene risico’s als infecties, wondgenezingsproblemen e.d., ook tijdelijke evenwichtsproblemen en oorsuizen voor. Deze problemen verdwijnen meestal na verloop van tijd vanzelf, maar niet altijd.

Na cochleaire implantatie kan een uitval of beschadiging van de aangezichtszenuw voorkomen. De kans hierop is echter uiterst gering. Daarnaast is het mogelijk dat er na cochleaire implantatie een licht verhoogde kans op een hersenvliesontsteking ontstaat. Hierom worden alle personen die in aanmerking komen voor een CI gevaccineerd.

Zoals eerder vermeld gaat na implantatie in een aantal gevallen eventueel ’restgehoor’ van het geopereerde oor verloren. Hierdoor zal gebruik van een conventioneel hoortoestel op dit oor waarschijnlijk geen hoorsensatie meer opleveren.

Soms blijkt dat het slakkenhuis gedeeltelijk verbeend is (bijvoorbeeld als gevolg van hersenvliesontsteking), wat de plaatsing van de elektrodes bemoeilijkt. De KNO-arts kan dan besluiten een speciaal implantaat te plaatsen of de elektroden slechts gedeeltelijk in te brengen. De uiteindelijke hoormogelijkheden met het CI kunnen hierdoor minder gunstig uitvallen dan bij gebruik van het complete aantal elektroden. De verbening van het slakkenhuis kan soms dusdanig ernstig zijn dat de KNO-arts besluit een groeve in de cochlea te boren waar de elektrode van buitenaf ingelegd kan worden. Soms moet hij geheel afgezien van implantatie, de patiënt voorstellen het andere oor te implanteren of kiezen voor een zogenaamde ABI (auditief hersenstamimplantaat) waarbij samen met een neurochirurg een elektrode op de hersenstam wordt geplaatst. Dit laatste gebeurt niet in alle CI-centra en het kan dus zijn dat u daarvoor wordt doorverwezen naar een ander academisch ziekenhuis.

Herstelperiode

Na ontslag volgt poliklinische controle bij de KNO-arts, zodat deze kan beoordelen of het genezingsproces naar wens verloopt. Het hoofdverband wordt vaak na enkele dagen verwijderd en de hechtingen ongeveer na één week. Het spreekt voor zich dat tijdens de gehele herstelperiode enige voorzichtigheid moet worden betracht. Pas na de herstelperiode van enkele weken volgen de activatie en afstelling van het externe gedeelte van het CI, de spraakprocessor. Pas dan zal een patiënt met het CI geluiden gaan waarnemen en kan de revalidatie starten.

Revalidatie

CI - revalidatie | KNO.nl

Na de implantatie is een revalidatieperiode noodzakelijk waarin de patiënt begeleid zal worden in het leren horen met een CI. Door o.a. logopedisten wordt zogenaamde ’hoortraining’ gegeven. Tijdens de hoortraining van kinderen met een CI laat de logopedist zien hoe de hoorontwikkeling en gesproken taalontwikkeling van een kind op een speelse manier extra kan worden gestimuleerd.

Volwassen patiënten krijgen concrete spraak- en taaloefeningen om te oefenen met het nieuwe horen. De CI-teams adviseren vaak om iemand uit de omgeving te zoeken die bereid is om voor een patiënt als oefenpartner op te treden tijdens de revalidatie. Tijdens de hoortraining bij het CI-team laat de hoortherapeut zien welke oefeningen gedaan kunnen worden, waarna de oefenpartner hiermee in de thuissituatie met een patiënt aan de slag kan..

Om de implantatie en revalidatie tot een succes te maken. is het belangrijk dat er voldoende tijd en motivatie geïnvesteerd wordt, zowel van het CI-team als van de patiënt en de omgeving.

Hoe klinkt een cochleair implantaat?

Het cochleair implantaat zorgt voor een heel andere geluidssensatie dan wanneer het geluid akoestisch gehoord wordt. Het is heel onvoorspelbaar hoe iemand het geluid gaat horen. Voor sommige mensen klinkt het heel gek, maar voor anderen nagenoeg natuurlijk en alles ertussenin. Over het algemeen kunnen mensen met een cochleair implantaat wel heel goed wennen aan het geluid, en klinkt het CI-geluid op den duur weer normaal.

Via deze internetpagina kunt u horen hoe we denken dat een cochleair implantaat ongeveer klinkt.

Tot slot

Een CI is geen “superhoortoestel”. Na een succesvolle implantatie blijven CI-gebruikers slechthorend. Dit wil zeggen dat een patiënt moeite zal blijven houden met het onderscheiden van geluiden en het verstaan van wat er gezegd wordt. Tevens is luisteren naar muziek voor velen een teleurstelling. Omdat de criteria steeds ruimer zijn geworden zijn er wel steeds meer mensen met voldoende restgehoor in het niet-geïmplanteerde oor om aan dat oor een hoortoestel te blijven gebruiken naast het CI aan de andere kant.

Overigens zijn er grote verschillen in de hoormogelijkheden van verschillende CI-gebruikers. Mensen die een CI gebruiken blijken over het algemeen meer hoormogelijkheden te hebben dan met de hoortoestellen die voor implantatie werden gedragen aan het geïmplanteerde oor. In tegenstelling tot wat men gewend is met hoortoestellen, dient men bij het gebruik van een CI rekening te houden met een langdurige revalidatie voordat het uiteindelijke resultaat bereikt wordt.

Bij kinderen is het belangrijk dat men er zich van bewust is dat ernstige slechthorendheid en doofheid de spraakontwikkeling en de ontwikkeling van gesproken taal nadelig beïnvloeden. Door het gehoorverlies ontstaat een achterstand in de ontwikkeling van gesproken taal, die niet na het plaatsen van een CI kan worden ingelopen. Daarom is het belangrijk om het taalaanbod aan te passen aan de auditieve beperking van het kind, bijvoorbeeld door het blijven gebruiken van een vorm van gebarentaal.

Sommige patiënten komen in aanmerking voor twee CI’s. In Nederland zijn dat kinderen onder de 18 jaar, waarbij beide oren binnen de selectiecriteria vallen en er met conventionele hoortoestellen geen meerwaarde is te behalen ten opzichte van de CI. Patiënten die zowel te maken hebben met slechthorendheid (evt. doofheid) als slechtziendheid (evt. blindheid).  En tot slot de patiënten die door de hersenvliesontsteking aan beide oren te maken hebben met gehoorverlies en verbening van het slakkenhuis.

Voor CI geldt geen maximale leeftijdsgrens. Belangrijkste factor is dat de patiënt nog “leerbaar” genoeg is om met een CI opnieuw te kunnen leren horen. Vaak zal de arts Ouderengeneeskunde mee adviseren in de selectieprocedure.

Extra informatie over CI

Meer informatie over cochleaire implantaten is verkrijgbaar bij de

  • Stichting Hoormij,
  • OPCI (Onafhankelijke Platform Cochleaire Implantatie),
  • FODOK (Nederlandse Federatie van Organisaties van Ouders van Dove Kinderen)
  • Een zeer fraaie animatie (in het Engels) over CI vindt u op YouTube.

CI-teams Nederland

CI-team AMC

Contactpersoon: CI-coördinator
Postbus 22660
1100 DD Amsterdam
T: 020-5663921
F: 020-5669068
ci@amc.nl
website

CI-team VUmc

Contactpersoon: CI-coördinator
VU medisch centrum
Secretariaat Audiologie / CI-team
Postbus 7057
1007 MB Amsterdam
T: 020-4440969
F: 020-4440983
ci@vumc.nl
website

Cochleair Implantieteam Noord Nederland (CINN)

Contactpersoon: CI-secretariaat
UMCG CI-secretariaat, HPC BB20
Postbus 30001
9700 RB Groningen
050-3611392
06-10567115(SMS/Whats-app)
ci@kno.umcg.nl
website

Centrum Audiologie en HoorImplantaten Leiden, Zorgpad CI & ABI

Contactpersoon: Mw. C. de Boer – Dexel
LUMC – KNO CI & ABI, H2-Q
Postbus 9600
2300 RC Leiden
T: 071-5261418
F: 071-5248201
circle@lumc.nl
website

CI-team Zuid-Oost-Nederland

Contactpersoon: CI-coördinatoren
Maastricht UMC+
Audiologisch Centrum / CI-team, niveau 2
Postbus 5800
6202 AZ Maastricht
T: 043-3875400
F: 043-3874276
ci.kno@mumc.nl
website

Hearing & Implants Nijmegen

Contactpersoon: CI-coördinatoren
Radboudumc
CI-team, afd. KNO, huispost 383
Postbus 9101
6500 HB Nijmegen
T: 024-3613506
F: 024-3540251
audiologischcentrum.kno@radboudumc.nl
website

CI-team Rotterdam

Contactpersoon: secretariaat
Erasmus MC
Poli KNO, CI-team, kamer Nt-312
Postbus 2040
3000 CA Rotterdam
T: 010-7031812
F: 010-7034240
ci@erasmusmc.nl
website

CI-team Utrecht

Contactpersoon: Mw. N. Kreeftenberg
UMC Utrecht
CI-team, huispost F 02.504
Postbus 85500
3508 GA Utrecht
T: 088-7558360
ci@umcutrecht.nl
website

Slotwoord

Er is getracht een zo duidelijk mogelijk beeld te scheppen van de situatie bij Nederlandse Cochleaire Implantatiecentra, maar niet elke situatie kan beschreven worden. Uiteraard zijn de CI-centra in Nederland bereid tot het verschaffen van meer informatie (zie ook de tekst op de introductiepagina).

De auteursrechten op de door Medical Visuals vervaardigde illustraties die zijn opgenomen op deze website berusten bij Medical Visuals. Gebruik van deze illustraties door leden van de NVKNO of derden is aan voorwaarden onderhevig. Voor meer informatie kunt u zich wenden tot Medical Visuals (maartje@medicalvisuals.nl).